
Bij de Nationale Bank van België meent men de manier waarop de Regentenraad het Artikel 32 sedert 2009 toepast, te kunnen rechtvaardigen met een verwijzing naar de parlementaire voorbereiding van deze wet.
Nadat we reeds meerdere jaren op de algemene vergaderingen van de eigenaars van de vennootschap onze vragen steeds hebben moeten herhalen teneinde toch enige transparantie te verkrijgen omtrent de winstverdeling van de NBB, heeft men nu uiteindelijk een poging tot antwoord proberen geven.
Het is echter pas uit de antwoorden die het bestuur heeft moeten geven aan het Parlement dat overduidelijk blijkt dat de Regentenraad de geboden (gecreëerde) vrijheid heeft misbruikt om de “ratio legis” en andere als “fundamenteel” benadrukte principes gewoon naast zich te leggen !!
Na een eigen interpretatie van het Artikel 4 van de Statuten, en na de invoering van een statuut van “doelvermogen” voor haar eigen officiële externe reserve-activa, volgt hier dus een nieuwe juridische spitsvondigheid vanwege de NBB:
de eigen invulling van “de ratio legis van het Artikel 32” !!

De opmerkelijke standpunten, zoals verklaard aan de eigenaars van de vennootschap:
- ” Als instelling met wettelijke taken van algemeen belang is zij niet één-op-één vergelijkbaar met andere naamloze vennootschappen, en als centrale bank met een bijzondere kapitaalstructuur is zij niet één-op-één te vergelijken met andere centrale banken.”
(Antwoordenlijst pagina 13 & 14) - “ In de uitwerking van een gepaste winstverdelingsdynamiek voor de Bank heeft de wetgever uitdrukkelijk gestreefd naar een evenwicht tussen de financiële belangen van de Bank, die van haar aandeelhouders, te weten haar private aandeelhouders en de Staat als aandeelhouder, en die van de Staat als soevereine staat.”
(Antwoordenlijst pagina 14) - “ Dit vormt opnieuw een belangrijke waarborg voor de financiële onafhankelijkheid van de Bank en voor de belangen van de aandeelhouders: Er kan pas een winstsaldo aan de soevereine Staat worden uitgekeerd nadat de Bank voldoende reserves heeft aangelegd en de aandeelhouders zijn vergoed.
Dit beantwoordt ook de vraag waarom de uitkering aan de Staat niet “above the line” geschiedt als een kostenrubriek opgenomen in de resultatenrekening ” (Antwoordenlijst pagina 15)
- De raming van de risico’s:
“ Dit bedrag omvat de risico’s op 1) de eigen effectenportefeuilles van de Bank in euro en in deviezen, 2) de voor doeleinden van monetair beleid aangehouden effectenportefeuilles op de balans van de Bank (waarvoor zij alleen de risico’s draagt), 3) de krediettransacties en voor doeleinden van monetair beleid aangehouden effectenportefeuilles op de balans van alle NCB’s van het ESCB, waarvan het risico over deze NCB’s wordt verdeeld.
Eventuele verliezen op deze activa worden verdeeld op basis van een verdeelsleutel die de onderlinge verhouding weergeeft van het aandeel van de centrale banken van het Eurosysteem in het gestort kapitaal van de ECB.
(Antwoordenlijst pagina 17) - “ Opvangen van verliezen:
De activa die de tegenpost vormen van de reserves vormen de statutaire portefeuille. Het zijn bijgevolg deze activa die voor verkoop in aanmerking zouden komen ingeval verliezen zouden moeten worden opgevangen, ..”
(Antwoordenlijst pagina 18)
Inderdaad, reeds op de Algemene Vergadering van 15 mei 2017 had Directeur Tim Hermans bevestigd dat de Belgische Staat enkel de vruchten wou plukken, en in ruil hiervoor niet instaat voor de lasten:
“ De Staat heeft recht op een deel van de winsten van de NBB, in ruil voor het toegestane emissierecht van bankbiljetten.
Wanneer de NBB echter verliezen mocht gaan leiden is het niet aan De Staat, als verstrekker van dat zelfde emissierecht, om deze verliezen aan te zuiveren. “
Lees: het zal in geval van verliezen De Staat als aandeelhouder zijn die deze verliezen moet opvangen. Samen met de particuliere aandeelhouders …


De opmerkelijke standpunten, zoals verklaard aan de leden van het Parlement:
- “ De specifieke positie(s) van de Staat in de winstverdelingscascade: In het kader van de winstverdeling van de Bank heeft de Belgische Staat verschillende hoedanigheden, met name de Staat als aandeelhouder en de Staat als Soevereine Staat ”.
(pagina 7) - “ Men kan vaststellen dat de parlementaire voorbereiding spreekt over inkomstenbronnen verbonden aan “de uitoefening van door de overheid verleende monopolierechten”, waarbij als evident voorbeeld – de wetgever gebruikt de woorden ‘in het bijzonder’ – wordt verwezen naar de uitgifte van bankbiljetten. “
(pagina 8) - “Hieruit volgt dat de uitgifte van bankbiljetten niet de enige bron is van monopolie-inkomsten. Denk bijvoorbeeld aan de effectenaankopen van de Bank in het kader van de aankoopprogramma’s. Ook hieruit haalt de Bank bijzondere winsten, die eigen zijn aan een centrale bank, met name uit rentedragende activa die tegenover door de Bank gecreëerde passiva staan. Bovendien zijn er, door het huidige renteklimaat, bepaalde specifieke centrale-bank-passiva – bijvoorbeeld de depositofaciliteit – die eveneens inkomsten genereren.”
(pagina 8) - “ De vaststelling dat dergelijke inkomsten niet voortvloeien uit de bankbiljettenuitgifte, neemt niet weg dat ze worden verworven in het kader van de wettelijke opdrachten van de Bank als centrale bank en, aldus, op basis van de door de overheid verleende monopolierechten. De ratio legis van artikel 32 van de organieke wet blijft bijgevolg overeind.”
(pagina 8)
Directeur Tom Dechaene
Algemene vergadering der aandeelhouders van 15 mei 2017:
” Er bestaat geen enkele koppeling tussen het saldo van de winst die de NBB uitkeert aan De Staat, en de omvang van de omloop van de bankbiljetten. De seigneuriage-inkomsten van de NBB omvatten veel meer dan de opbrengst van de uitgifte van bankbiljetten“.
Gezien de “ratio legis” en het arrest van het Grondwettelijk Hof was dit een eerder niet te begrijpen standpunt vanwege de directie van de NBB … Tot voor kort is er nooit enige transparantie verstrekt …


Van werkelijk belang:
De Regentenraad van de Nationale Bank van België bevestigt uitdrukkelijk (en niet alleen aan de aandeelhouders doch ook aan het Parlement):
- de specifieke positie van de Belgische Staat bij de winstverdeling van de NBB. En bevestigt dus ook “de relatie centrale bank – soevereine Staat” en “de relatie centrale bank – de aandeelhouders (waaronder – voor 50 % – de Belgische Staat)”;
- dat “de ratio legis” NIET beperkt is tot het waarborgen van “de seigneuriage”, doch wel dat “alle monopolie-inkomsten” als saldo van de winst aan de soevereine Belgische Staat moeten worden overgemaakt,
- dat zij zelf het “fundamentele onderscheid” tussen “de seigneuriage” en “de vergoeding voor het kapitaal” welke zowel de Wetgever, het Grondwettelijk Hof als de Raad van State hebben beklemtoond, gewoon naast zich heeft gelegd,
- dat het NIET de Belgische soevereine Staat is die eventuele verliezen zal compenseren, doch wel de centrale bank zelf (en dus uiteindelijk haar eigenaars).
Het blijkt dat de Regentenraad, op geen enkel moment sedert de invoering van het Artikel 32 in de Organieke Wet in 2009, ook maar enig respect heeft getoond voor de “ratio legis” welke de Belgische Wetgever heeft gehad en zoals deze op onbetwistbare wijze blijkt uit alle publiek consulteerbare documenten en arresten.
En vooral ook: zoals deze voor de hoogste gerechtelijke instanties van ons land werden bevestigd !! De gevolgen zijn werkelijk enorm.
DE “RATIO LEGIS “ – VERITAS TEMPORIS FILIA
Inderdaad, na vele jaren van aanhoudende vragen met als enige doel een minimale transparantie te verkrijgen omtrent de winstverdeling van de Nationale Bank van België, zoals de Regentenraad het Artikel 32 van de Organieke Wet sedert 2009 toepast, lijkt “de waarheid uiteindelijk de dochter van de tijd” te worden.
Een synthese van de feitelijke tegenargumenten voor de motivering vanwege de Nationale Bank van België:
In de Memorie van Toelichting (DOC 52 – 1793/001) geeft de Wetgever antwoord op een advies van de Raad van State van 22 december 2008:
De Raad van State:
” De memorie van toelichting zou erbij gebaat zijn meer expliciet te zijn op het punt te weten of de beoogde nieuwe regeling de specifieke situatie van de Staat tegenover de Nationale Bank en de situatie bij laatstgenoemde adequaat vergoedt, zonder dat voor de Staat een buitenmatig voordeel op de andere aandeelhouders wordt gecreëerd. “
Het antwoord van de Wetgever:
“(..) de nieuwe regel noch als doel, noch als gevolg heeft de Staat als aandeelhouder van de Nationale Bank anders te behandelen dan de andere aandeelhouders van de Nationale Bank. Het betreft niet de relatie tussen de Nationale Bank en de Staat als aandeelhouder, maar, zoals boven vermeld, de relatie tussen de Nationale Bank en de Soevereine Staat die, in de uitoefening van haar prerogatieven, aan de Nationale Bank, als centrale bank van het land, het emissieprivilege inzake bankbiljetten heeft verleend.”
“Het gaat er dus om, en slechts om, de Staat verlener, en aldus, de collectiviteit van burgers die hij vertegenwoordigt, de correcte vergoeding te verzekeren voor het zo aan de centrale bank verleende privilege, waarvan de uitoefening specifieke inkomsten genereert, seigneuriage genaamd.”

In een gerechtelijke procedure voor het Grondwettelijk Hof werd met veel overtuiging gesteld, en werd bij herhaling in het Arrest de werkelijke bedoeling van de Belgische Wetgever (de “ratio legis”) bevestigd. De “ratio legis” is voor geen enkele andere mogelijke interpretatie vatbaar:
“ (..) dat de wetgever te dezen een oogmerk van algemeen belang nastreeft dat erin bestaat DE « SEIGNEURIAGE»-inkomsten van de Belgische Staat in verhouding tot het emissie-privilege van de NBB binnen het ESCB te waarborgen” (..) “,
Het Grondwettelijk Hof (GwH 23 juni 2010, nr. 74/2010) B.23. (pagina 29 – 30)

Het is de Nationale Bank van België zelf die hierbij de noodzakelijke verduidelijkingen geeft:
- ” (..) Voor de centrale banken zijn bankbiljetten passiva waarvoor geen rente wordt vergoed. Als tegenpost houden ze rentegevende of productieve activa aan. De inkomsten UIT DIE activa worden “seigneuriage-inkomsten” genoemd.”
” Zij worden samengevoegd op het niveau van het Eurosysteem en herverdeeld tussen de centrale banken van het Eurosysteem op basis van hun respectieve aandeel in de emissie van de eurobiljetten.”
Bron: Jaarverslag NBB van 2018 (pagina 60 en 61): “2.1.2.1.2 Rentevoetrisico’s en risico’s verbonden aan het volume van de rentegevende activa” - “ (..) Bovendien houden de ECB en de NCB’s van het Eurogebied samen de activa aan die de tegenpost vormen van de biljetten die in omloop werden gebracht. Zodoende heeft de NBB haar aandeel in de winstverdeling of seigneuriage die eruit voortvloeit, volgens de verdeelsleutel van het kapitaal van de ECB. (..)”
Bron: Webpagina van de NBB / FAQ: “Wat is de bestaansreden van de NBB in de Europese Monetaire Unie?

De “seigneuriage” van het Europees Stelsel van Centrale Banken (het ESCB)
De inkomsten van de rentegevende of productieve activa welke de tegenpost vormen van de globale bankbiljettenomloop in euro uitgegeven door het ESCB in zijn geheel, werd in het verdrag bepaald op de rente berekend over die gehele bankbiljettenomloop tegen de basisherfinancieringsrentevoet.

De Belgische Wetgever wijst zelf op een fundamenteel onderscheid tussen de seigneuriagewinsten van de Nationale Bank van België enerzijds, en de globale jaarwinsten (resultaat van al haar activiteiten) en de vergoeding van het kapitaal anderzijds.
” Zonder afbreuk te doen aan het fundamentele onderscheid tussen de seigneuriage (de relatie centrale bank – soevereine Staat) en de vergoeding van het kapitaal (relatie Nationale Bank – aandeelhouders, inclusief, sinds 1948, de Staat). ‘
Bron: Wetsontwerp Doc 52 (1793/01) pag. 7
Elke euro van de jaarwinsten, welke de Regentenraad dus als een “correcte vergoeding voor de seigneuriage” (als saldo van de winsten) uitkeert aan de Belgische soevereine Staat, zonder dat deze als seigneuriage kan worden bepaald, is niets anders dan een onteigening van de vergoeding van het kapitaal.

En dus is de enige bedoeling van de Wetgever om “uitsluitend de correcte vergoeding voor de seigneuriage-inkomsten van de Belgische Staat in verhouding tot het emissie-privilegie van de NBB binnen het ESCB te waarborgen, en dit zonder aan de vergoeding van het kapitaal te raken.
De enige correcte vergoeding is dan (maximaal):
De rente, berekend over de bankbiljettenomloop van de Nationale Bank van België, tegen de basisherfinancieringsrentevoet van de ECB.
Verzoekers verliezen te dezen uit het oog dat
de bestreden wet juist tot doel heeft om de initiële bedoeling van de wetgever, met name dat het surplus van de seigneuriage-inkomsten terugvloeit naar de Staat, te herstellen, en te vermijden dat een onevenredig groot deel van de seigneuriage toevalt aan de NBB.
Zoals de Ministerraad heeft aangetoond in zijn memorie, was zulks met toepassing van de 3%-regel niet meer verzekerd.
(Grondwettelijk Hof) Memorie van wederantwoord Ministerraad 15/04/2010 – nr. 68 (pagina 20)
Meer in het bijzonder doet de bestreden wet geen afbreuk aan het principe zelf van de verdeling van de inkomsten van de NBB tussen de soevereine Staat en de aandeelhouders van de NBB.
De bestreden wet past integendeel enkel de modaliteiten van de verdeling aan, teneinde rekening te houden met de evolutie van de inkomsten van de NBB, zodat voortaan het werkelijke surplus van de seigneuriage, afkomstig van het door de Belgische Staat verleende emissieprivilege, opnieuw terugvloeit naar de Staat, die de vertegenwoordiger is van de collectiviteit van de burgers (vgl. memorie Ministerraad, nrs. 36 tot 39).
(Grondwettelijk Hof) Memorie van wederantwoord Ministerraad 15/04/2010 – nr. 65 (pagina 19)
De lage rentevoeten ten gevolge van de geloofwaardige inflatiedoelstelling van het Eurosysteem worden trouwens aangemerkt als één van de factoren die verklaren waarom de 3%-regel diende te worden aangepast om te verzekeren dat het surplus van de seigneuriage terugvloeit naar de soevereine Staat, of omgekeerd, om te vermijden dat een onevenredig groot deel van de seigneuriage zou toekomen aan de NBB (vgl. memorie van de Ministerraad, nrs. 19 in fine, en 24).
(Grondwettelijk Hof) Memorie van wederantwoord Ministerraad 15/04/2010 – nr. 23 (pagina 11)
Artikel 32 van de wet van 22 februari 1998 dat bepaalt hoe – in afwijking van het gemeen vennootschapsrecht – de jaarlijkse winsten worden verdeeld, beoogt de vorming van de reserves van de NBB evenals de zogenaamde “seigneuriage” te waarborgen, dit is het aandeel van de Staat (dit is het saldo bedoeld in punt 4°) in de inkomsten die de NBB verwerft als centrale bank die het emissiemonopolie over de uitgifte van bankbiljetten heeft.
Dat emissieprivilegie wordt thans uitgeoefend binnen het ESCB, waarvan de NBB integrerend deel uitmaakt, waarbij het aandeel van elke nationale bank in de inkomsten van dat stelsel wordt bepaald in verhouding tot het bevolkingsaantal en het bruto nationaal product van elk van de betrokken Staten (zie GwH, 74/2010, 23 juni 2010, punten B.3.3.1 e.v.)
Raad van State 20 december 2021 , nr. A.230.756/XIV-38.342 (pagina 16)
(..) dient te worden opgemerkt dat “ de wetgever te dezen een oogmerk van algemeen belang nastreeft dat erin bestaat de “Seigneuriage”-inkomsten van de Belgische Staat in verhouding tot het emissieprivilege van NBB binnen het ESCB te waarborgen. (..)
GwH 23 juni 2010 , nr. 74/2010 – B.23 (pagina 29-30)
De bijzondere positie van de Belgische Staat als houder van “de seigneuriage” vormt volgens het Grondwettelijk Hof een objectief criterium dat in redelijkheid verantwoordt dat de wetgever specifieke maatregelen neemt om de inning van die vergoeding voor het emissierecht te waarborgen.
Raad van State 20 december 2021 , nr. A.230.756/XIV-38.342 (pagina 17-18)

- Centrale bankiers moeten ongetwijfeld heel goed weten wat “seigneuriage” is,
- Zelfs bij de Nationale Bank van België zal dit wel het geval zijn: als aandeelhouder ontvangen zij immers hun aandeel in de seigneuriage van de ECB, en vanuit het ESCB moeten zij ook hun eigen seigneuriage ontvangen berekend op hun bankbiljettenomloop welke de NBB niet zelf in omloop heeft gebracht,
Het gaat NIET over een betreurenswaardige, foute interpretatie van een wettekst !
- Zelfs al zou de Regentenraad “de ratio legis” niet onmiddellijk helemaal goed hebben begrepen, dan had de procedure voor (en het arrest van) het Grondwettelijk Hof toch heel duidelijk moeten maken dat het saldo van de jaarwinsten uitsluitend de seigneuriage mocht omvatten,
- daarnaast is het ook zo dat de vertegenwoordiger van de Minister van Financiën elke zitting van de Regentenraad bijwoont. Dus ook die zittingen waarin de winstverdeling wordt voorgesteld, besproken en goedgekeurd,
- gezien hij de (wetgevende) meerderheidsaandeelhouder vertegenwoordigt moet van hem altijd worden verwacht dat hij een veto zou stellen wanneer de Regentenraad niet uitsluitend de seigneuriage doch wel alle monopolie-inkomsten van de NBB als saldo van de winst wil inhouden,
- minstens zal hij de verantwoordelijke Minister informeren dat het bestuur NIET in het belang van de vennootschap (en uiteindelijk) van al haar aandeelhouders) handelt, en daarmee zelfs de bestaande wetgeving naast zich legt !!
- de minderheidsaandeelhouders hebben de problematiek reeds meerdere jaarvergaderingen opgeworpen. Op geen enkel moment heeft de deelnemende vertegenwoordiger van de Belgische Staat de vragen vanwege de minderheidsaandeelhouders ondersteund, zich (zoals de regels van goed bestuur vooropstellen) solidair opgesteld om, in het absolute belang van de vennootschap, deze ontransparante manier van winstbestemmen (tijdig) in vraag te stellen!
- en, om de hele voorgaande argumentering eigenlijk totaal overbodig te maken: vanaf het jaar 2018 werden zowel de Minister als de Regentenraad schriftelijk gewezen op de foute toepassing van het Artikel 32 van de Organieke Wet enerzijds, en werd er gevraagd om niet langer een onbestaande seigneuriage uit te keren (doch wel om zelf ook de nodige voorzichtigheid in te bouwen, en deze bedragen bijkomend te reserveren),
- En dus is er hier werkelijk slechts één besluit mogelijk:
De Regentenraad, met het onbetwistbare medeweten en de goedkeuring van de Minister van Financiën,
hebben heel bewust de ratio legis naast zich gelegd en dus ook heel bewust de rechten van de privé aandeelhouders miskend!
Het zogenaamde respect voor zowel het Grondwettelijk Hof als voor de Raad van State, net zoals voor de rechten van de 50 % privé eigenaars van de vennootschap, is totaal onbestaande.
De Nationale Bank van België regeert, totaal ongecontroleerd, binnen haar “eigen sui generis rechtskader” !!

Alle resultaten van de centrale bank horen uitsluitend de vennootschap zelf toe. De enige echte relatie die eigenlijk kan worden aanvaard is deze van “de relatie centrale bank – de eigenaars van de centrale bank”. Wanneer er beslist wordt om eigen vermogen (waaronder jaarwinsten) uit te keren, dan kan dit enkel aan de eigenaars. Aan wie anders?
De Belgische Wetgever bevestigde “de bijzondere positie van de Belgische Staat” bij de winstverdeling van de centrale bank en creëerde een uitzonderlijke bijkomende relatie: “de centrale bank – de soevereine Belgische Staat”, en bevestigt voor het Grondwettelijk Hof EN de Raad van State de werkelijke “ratio legis”: een onafhankelijke Regentenraad in staat stellen om de Belgische Soevereine Staat, als houder van de seigneuriage, uitsluitend haar surplus van de seigneuriage waarborgen. Als de correcte vergoeding voor het verleende emissieprivilegie.
Zowel de vooropgestelde “redelijkheid” als het altijd te respecteren fundamentele onderscheid tussen de seigneuriage en de vergoeding voor het kapitaal blijken echter niets meer te zijn dan de kluit waarmee men zowel de Raad van State als het Grondwettelijk Hof mee in het riet kon sturen!
Immers: voor geen enkel boekjaar vanaf 2009 werd het aandeel van de NBB in de seigneuriage van het ESCB in aanmerking genomen om (als saldo van de winst) door te storten aan de Soevereine Belgische Staat !
Geen enkele transparantie, in totale willekeur, zonder enige afdoende controle en zonder dat de 50 % privé aandeelhouders zich ook maar enigzins kunnen verzetten, heeft de Belgische Wetgever de poort open gezet opdat de Regentenraad en de Minister van Financiën ongestoord het eigen vermogen van de NBB kunnen versluizen naar de Belgische Schatkist!
Binnen “het eigen sui generis rechtskader” van de NBB, wat niets anders blijkt te zijn dan het Walhalla voor misleiding, bedrog en diefstal!!
Door de “relatie centrale bank – de aandeelhouders” niet te respecteren werden werkelijk enorme bedragen niet gereserveerd (en werden dus de belangen van de vennootschap geschaad) noch uitgekeerd aan haar eigenaars (als vergoeding voor de fors toegenomen risico’s).
Nochtans hebben zowel de Raad van State als het Grondwettelijk Hof heel belangrijke uitspraken gedaan omtrent de onbetwistbare rechten van de privé aandeelhouders van de Nationale Bank van België bij de deelneming in de winsten van de vennootschap.
De Wetgever mag “een oogmerk van algemeen belang nastreven” en afwijken van het gemeen vennootschapsrecht om haar zogenaamde seigneuriage te waarborgen, maar voor de rest zijn de rechten van de aandeelhouders van de NBB (bij de winstverdeling) in niets verschillend van de aandeelhouders van gewone naamloze vennootschappen !!
Wij herhalen ze niet, brengen enkel onder de aandacht:
Het is weinig waarschijnlijk dat de twee hoogste gerechtelijke instanties van ons land bij een volgende procedure omtrent de NBB nogmaals even lichtzinnig zullen oordelen …?
Het blijkt dat het echt niet de privé aandeelhouders zijn die het eigen vermogen van de NBB willen roven …