Standpunten omtrent dit vonnis

Een absoluut vitaal orgaan !!

De Algemene Vergadering van de Nationale Bank van België is absoluut een (zelfs onmisbaar) orgaan van deze beursgenoteerde naamloze vennootschap.
Ook deze gerechtelijke procedure en dit vonnis bewijzen het.

Alleen: “MEN” heeft dit orgaan – onnodig – heel sterk verminkt !!

De Algemene Vergadering, het verminkte orgaan van de NBB. Als symbool van de “good governance” ...

De particuliere minderheidsaandeelhouders van de Nationale Bank van België nv krijgen opnieuw een harde tik toebedeeld in hun moeilijke strijd om bij het bestuur van de vennootschap een totaal respect voor alle wetten en regels verbonden aan de beursnotering af te dwingen.
Strikte regels en wetten die onverminderd WEL gelden voor elke andere genoteerde vennootschap.

Enkel wanneer de Regentenraad overtuigd zal worden van het volledige respect voor al deze wetten en regels van goed bestuur, en voor alle evidente rechten welke ook de eigenaars van deze vennootschap moeten kunnen genieten, zullen wij ons als kleine beleggers enigszins beschermd weten en kan de werkelijke waarde van onze eigendomstitel naar boven komen.

De grond voor en de doelstellingen van deze gerechtelijke procedure werden op de pagina “Evolutie van de actie” uitgebreid toegelicht. Hierna enkele opmerkelijke vastellingen naar aanleiding van dit vonnis:

Vaststellingen:

Er werd gevorderd:
– dat het verzoek tot nietigverklaring van de goedkeuringsbesluiten van de Regentenraad betreffende de jaarrekeningen inzake het boekjaar 2016 en 2017 van respectievelijk 29.03.2017 en 28.03.2018 ontvankelijk en gegrond wordt verklaard.
het verzoek tot nietigverklaring van de benoemingen en het verzoek tot schorsing van de uitkering van ieder voordeel, ongeacht van welke aard, toegekend aan diverse bestuursmandaten.

Grond hiertoe:
de NBB werd in gebreke gesteld omdat de vennootschap zich buiten het wettelijk kader had gesteld naar aanleiding van de genderquota: Artikel 518bis W.Venn. stelt immers een genderquotum in op het niveau van de raad van bestuur van effectengenoteerde naamloze vennootschappen.

” §1. In vennootschappen waarvan de effecten zijn toegelaten tot de verhandeling op een in Artikel 4 bedoelde gereglementeerd markt is ten minste één derde van de leden van de Raad van Bestuur van een ander geslacht dan dat van de overige leden. ”

De inrichting, noch van het Directiecomité noch van de Regentenraad, voldeed aan de vereisten van Artikel 518bis W.Venn.

In De Tijd van 4 maart 2020 bevestigt Stefaan Michielsen (economisch journalist, senior writer):
1) “De Regentenraad is de raad van bestuur van de NBB. Hij keurt de jaarrekeningen en de winstverdeling goed.”
2) “Van de 13 leden die de Regentenraad nu telt, is er maar één vrouw.”
3) “Als de nieuwe wet over een beter genderevenwicht niet wordt toegepast bestaat het risico dat beslissingen van de Regentenraad, bijvoorbeeld over de winstverdeling, worden aangevochten omdat de raad ongeldig is samengesteld.”

De Nationale Bank van België ontkent dat het Artikel 518bis W.Venn. van toepassing is op haar.
We moeten echter vaststellen dat, dadelijk volgend op onze ingebrekestelling van 27 december 2018, er reeds op 28 februari 2019 een eerste wetsvoorstel werd ingediend waarbij de Regentenraad van de NBB tegen 18 mei 2020 voor minstens één derde uit vrouwen dient te bestaan.

Inhoudelijk is dit wetsvoorstel dus volledig parallel aan onze ingebrekestelling.

Opmerkelijk:
voor dit wetsvoorstel werd een oud wetsvoorstel van 15 juni 2017 (ingediend door Vuye en Wouters) hernomen. Hun voorstel om het College van Censoren af te schaffen krijgt nu opeens hoogste prioriteit, en werd op 27 maart 2019 (of nauwelijks op één maand tijd) reeds door het Parlement goedgekeurd:

De verantwoording (DOC 3624/002 van 14 maart 2019):
Om de doeltreffendheid van onze adviserende rol te optimaliseren en de bestuursstructuur van de Nationale Bank te rationaliseren, wordt het auditcomité geïntegreerd in de schoot van de Regentenraad. Het College van Censoren, als afzonderlijk orgaan, wordt afgeschaft.”

Deze urgente behandeling had dus absoluut niks van doen met een ingebrekestelling, doch alles met het plotse inzicht dat Vuye en Wouters het in 2017 bij het rechte eind hadden dat er op meer optimale en rationele manier kon worden geadviseerd …

Bij de Nationale Bank van België verwoordt men dit dan als volgt (Jaarverslag 2019, pagina 14):

“Eén van de heikele punten was de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de organen. Het debat werd ook op politiek niveau gevoerd. De hele discussie leidde ertoe dat in maart 2019 enkele meerderheidsamendementen werden ingediend op een in behandeling zijnde wet (..)”.

Veel meer zeggend is echter de voorafgaandelijke toelichting van het wetsvoorstel.
Dit wetsvoorstel wordt verantwoord door de uitdrukkelijke verwijzing naar de toepassing van Artikel 518bis Wetboek van Vennootschappen:

“Tegelijk wordt voor de Regentenraad de wettelijke verplichting ingeschreven dat minstens één derde van de leden van een ander geslacht moet zijn dan dat van de overige leden.
Deze regel wordt vastgesteld naar analogie met hetgeen is voorzien voor beurgenoteerde vennootschappen in Artikel 518bis van het Wetboek van Vennootschappen (..) “.
De argumenten die aan de basis lagen van de invoeging van Artikel 518bis gelden evenwel ook voor de Nationale Bank. Bijgevolg is het passend om een genderquotum in te voegen dat, gelet op de coherentie met het vennootschapsrecht, dient te worden toegepast op de Regentenraad. “
(Parl. Doc. 54/3624/002 dd 14/03/2019)

De Wetgever stelt een regel vast die voortaan voor de Regentenraad van de Nationale Bank van België zal gelden.

“Naar analogie met hetgeen voorzien is voor beursgenoteerde vennootschappen” ???

De Nationale Bank IS toch een beursgenoteerde naamloze vennootschap ?!?

Gezien de eerdere publieke en duidelijke standpunten vanwege toonaangevende politieke kopstukken dat de wetgeving Artikel 518bis W. Venn. GEEN ENKELE uitzondering voorzag, ook niet voor de Nationale Bank van België,
dan kan deze koerswijziging niet anders worden geïnterpreteerd dan een erkenning van de vastgestelde onregelmatigheid met betrekking tot de schending van het Artikel 518bis W. Venn.

Met deze tussenkomst heeft de Wetgever gereageerd op een ingebrekestelling en aangekondigde dagvaarding, en werd een laattijdige praktische invulling gegeven om hieraan (met inwerkingtreding van de algemene vergadering van 18 mei 2020) te verhelpen.

De principiële toepassing van Artikel 518bis W.Venn. op de Regentenraad staat dus eigenlijk onbetwistbaar vast,
dit gezien de twee enige geldende voorwaarden:
– voor ELKE naamloze vennootschap
– welke noteert op een gereglementeerde markt.

Het staat ook vast dat de schending van het Artikel 518bis W.Venn. (op grond van Art. 64, 1° W.Venn.) leidt tot de nietigheid van alle besluiten van de Raad van Bestuur van de NBB, zijnde de Regentenraad, die sinds 1 januari 2017 (de datum van inwerkingtreding van Artikel 518bis W.Venn.) in strijd met de toepassing van het wettelijk vereiste genderquota hebben plaatsgevonden.

De nietigheidsregeling van Artikel 64 W.Venn. heeft immers een dwingend karakter, waardoor zowel statutaire als ander conventionele beperkingen op straffe van nietigheid uitgesloten zijn.

De rechtsgeldigheid van volgende (sedert 1 januari 2017) genomen besluiten zijn dus aangetast:
1) de benoemingsbesluiten van de leden van de Regentenraad,
2) de goedkeuringsbesluiten met betrekking tot de jaarrekeningen inzake het boekjaar 2016 en 2017 van de Regentenraad.

Benoemingsbesluit van de leden van de Regentenraad:

De juridisch betwiste benoemingsbesluiten betreffen rechtshandelingen met doorlopende verbintenissen waarvan de nietigverklaring kan worden uitgesproken zolang de ongeldigheid ingevolge de onregelmatigheid waardoor zij is aangetast duurt.

De onwettige inrichting van de Regentenraad werd in stand gehouden tot de benoeming van een voldoende aantal vrouwelijke bestuurders, en werd dus slechts op de Algemene Vergadering van 18 mei 2020 geregulariseerd.

De benoeming van de Regenten is een bevoegdheid van de Algemene Vergadering.

De goedkeuringsbesluiten met betrekking tot de jaarrekeningen inzake het boekjaar 2016 en 2017 van de Regentenraad.

De goedkeuring van de jaarrekeningen van de NBB is geen bevoegdheid van de Algemene Vergadering, welke zelfs NIET erkend wordt als een orgaan van de vennootschap.

De Regentenraad is de Raad van Bestuur van de vennootschap, en deze vordering tot nietigverklaring betreft dus besluiten van een bestuursorgaan.

De vervaltermijn, van toepassing op de nietigverklaring van de besluiten van de Algemene Vergadering, is NIET naar analogie van toepassing op de nietigverklaring van de besluiten van de Raad van Bestuur.

Er kan geen proceshandeling nietig worden verklaard indien de wet de nietigheid niet uitdrukkelijk heeft bevolen.
Ofwel:

het niet-instellen van een vordering tot nietigverklaring van bestuursbesluiten binnen de zes maanden kan geen probleem vormen, aangezien de wet niet uitdrukkelijk voorziet in een vervaltermijn van zes maanden voor bestuursbesluiten.

Het vonnis van 25 juni 2020:

” Om deze redenen, de rechtbank, rechtsprekende op tegenspraak,

verklaart de vordering onontvankelijk.

In een vonnis van (alweer) slechts een halve pagina lang, volgende toch opmerkelijke argumentatie:

  • ” Krachtens artikel 198, §2 in fine W.Venn. kunnen vorderingen tot nietigverklaring van een besluit van de algemene vergadering niet meer worden ingesteld na het verstrijken van een termijn van zes maanden, te rekenen van de dag waarop de besluiten kunnen worden tegengeworpen aan degene die de nietigheid inroept of van de dag waarop hij er kennis van heeft gekregen. ” (…)
  • Eiser stelt tevergeefs dat artikel 198, §2 in fine W.Venn. niet van toepassing zou zijn op de besluiten van de Regentenraad omdat de Regentenraad een bestuursorgaan zou zijn en geen algemene vergadering.
    ECHTER: de aangevochten beslissingen betreffen goedkeuringen van de jaarrekening.
    Deze beslissingen komen in een gemeenrechtelijke naamloze vennootschap toe aan de algemene vergadering en de jaarrekeningen werden door verweerster op haar algemene vergadering gepresenteerd zodat de termijn van zes maanden zoals voorzien in artikel 198 §2 in fine W.Venn. van toepassing is. “
  • Dezelfde vaststelling geldt voor de vordering strekkende tot de nietigverklaring van de benoemingsbesluiten als leden van de Regentenraad.

Dus, uitsluitend omdat in de “gewone” gemeenrechtelijke naamloze vennootschappen de goedkeuring van de jaarrekeningen en de benoeming van bestuursleden WEL tot de (inderdaad evidente) bevoegdheden van de Algemene Vergadering behoren,

en ondanks het feit dat de NBB uitdrukkelijk stelt dat de Algemene Vergadering GEEN orgaan is van de NBB,

legt deze Rechtbank het feit naast zich dat de Algemene Vergadering van de NBB (statutair) NIET als een orgaan van de vennootschap wordt erkend?
En dus NIET over de betrokken bevoegdheden beschikt,

En ziet zij hierin het argument om de wettelijke termijn van zes maanden WEL te weerhouden, om op deze manier deze vorderingen tot nietigverklaring onontvankelijk te verklaren??

De Ondernemingsrechtbank oordeelde dat de wettelijke vennootschapsrechtelijke vervaltermijnen voor algemene vergaderingen o.b.v. art. 198 W. Venn. van toepassing zijn op de besluiten van zowel de Regentenraad als van de algemene vergadering van de NBB.
De toepasselijkheid van de vennootschapsrechtelijke vervaltermijn voor een algemene vergadering op de Regentenraad als bestuursorgaan verantwoordt de Ondernemingsrechtbank door te verwijzen naar de bevoegdheid van de Regentenraad inzake de goedkeuring van de jaarrekening die in een “gewone vennootschap” normalerwijze toekomt aan de algemene vergadering.

In de Statuten van de NBB wordt de Algemene Vergadering echter niet erkend als een orgaan van de vennootschap. In al haar communicatie en in elke gerechtelijke procedure werpt de NBB op dat de Algemene Vergadering geen orgaan zou zijn van de vennootschap, en dat aldus de vennootschapsrechtelijke regels (zoals het vraagrecht, ook de hiervoor vermelde theorie inzake de nietigheid van besluiten) niet van toepassing zou zijn op de Algemene Vergadering, zelfs niet supplementair.

Niettemin lijkt de Ondernemingsrechtbank van Brussel in haar vonnis dd. 25 juni ll. WEL te erkennen dat de algemene vergadering van de Nationale Bank een orgaan is van de NBB, nu de Rechtbank de vennootschapsrechtelijke regels aanvullend toepast op zowel de Regentenraad als de Algemene Vergadering van de NBB.

En dus is de Algemene Vergadering dan toch een werkelijk orgaan van de naamloze vennootschap NBB?
Met ALLE bevoegdheden en rechten, inclusief de goedkeuring van de winstverdeling?

Want inderdaad: goedkeuring van de jaarrekeningen en van de winstverdeling, benoemingen van directie en revisor, .. zijn in “de gewone gemeenrechtelijke naamloze vennootschappen” evidente bevoegdheden van de Algemene Vergadering.
Zelfs in de meeste Nationale Centrerale Banken is dit het geval!

Wat rechtbanken allemaal al niet moeten hebben uitvinden om het bestuur van de NBB ongestoord toe te laten deze steeds meer stinkende beerput verder gedekt te houden …
De advocaten van Monard Law bekijken wat er verder moet gebeuren in deze procedure.
En de Wetgever? Die kan dan beter consequent zijn …?

Het eerste doel van deze procedure is in ieder geval bereikt: het bestuur van de Nationale Bank van België werd gedwongen om een wettelijke bepaling, geldend voor elke beursgenoteerde vennootschap, niet langer naast zich te leggen. De Regentenraad beantwoordt nu aan de gestelde genderquota, de benoemde vrouwen kunnen nu inderdaad het verschil gaan maken.
De minderheidsaandeelhouders rekenen er op dat het toepassen van alle regels van goed bestuur vooraan op hun agenda zal worden geplaatst. Er is in dat opzicht heel veel werk te verrichten …