
” Indien de Staat geen aandeelhouder is, zoals in het geval van de NBB vanaf de oprichting in 1850 tot de intrede in het kapitaal in 1948, ontvangt hij enkel in zijn hoedanigheid van soevereine Staat, verlener van het emissierecht, een deel in de opbrengsten van de centrale bank.
Deze vergoeding is te onderscheiden van het dividend dat de Staat kan ontvangen indien hij ook aandeelhouder is van zijn centrale bank, rekening houdend met de door deze laatste aangehouden rechtsvorm. Eerstgenoemde vergoeding is volkomen vreemd aan en onafhankelijk van iedere inbreng van aandeelhouders in het kapitaal van de centrale bank.”
Bovenstaand standpunt heeft de Ministerraad gebruikt in haar verdediging van het ingevoerde artikel 32 van de Organieke Wet, in een procedure voor het Grondwettelijk Hof (GwH 23 juni 2010 , nr. 74/2010). Volgende standpunten vanwege de Ministerraad dragen eveneens bij tot het begrijpen van de werkelijke “ratio legis” van de wetgever:
“ Dit uniek wezenskenmerk van een centrale bank, seigneuriage-inkomsten gegenereerd door een niet-vergoed passief onder de vorm van uitgegeven bankbiljetten, fundamenteel onderscheiden van de inbreng in kapitaal en de inkomsten die hierdoor worden gegenereerd, wordt duidelijk weerspiegeld in de jaarrekening van de NBB. De eerste passiefpost betreft de bankbiljetten in omloop en niet het kapitaal. (…)“
“ Sinds de invoering van de eurobankbiljetten op 1 januari 2002 heeft de NBB op de passiefzijde van haar balans eurobankbiljetten. De eurobankbiljetten op het passief van de NBB – die wettelijke betaalkracht hebben in de ganse eurozone – stemmen niet noodzakelijk meer overeen met de door de NBB zelf in omloop gebrachte bankbiljetten. (…)
Aldus ontvangt de NBB, sinds 1 januari 2002, de seigneuriage-inkomsten die worden gegenereerd door het aandeel van België (bepaald in functie van de Belgische bevolking en het Belgisch BBP) in de totale eurobankbiljetten-uitgifte van het Eurosysteem. “
Conclusies Ministerraad 08/01/2010 – Memorie – nr. 19 (pagina 16)
“ De seigneuriage behoort toe aan de gemeenschap of collectiviteit van burgers. Zij wordt immers gegenereerd dankzij een door de Staat verleend voorrecht dat als een essentieel bestanddeel van de staatssoevereiniteit wordt beschouwd.
Overal ter wereld bestaan er derhalve regels voor de verdeling van de seigneuriage tussen de centrale bank en de Staat. Krachtens die regels gaat een gedeelte van de seigneuriage naar de centrale bank om haar kosten (inclusief het aanleggen van reserves en, desgevallend, de vergoeding van haar kapitaal) te dekken. Het resterend gedeelte gaat naar de Staat. Het gaat er hierbij essentieel om te verzekeren dat het surplus van de seigneuriage-inkomsten terugvloeit naar de Staat, en doorheen de Staat, naar de gehele bevolking. “
Conclusies Ministerraad 08/01/2010 – Memorie – nr. 16 (pagina’s 15-16)

Een korte eerste synthese:
- wanneer de Staat geen aandeelhouder is van haar centrale bank heeft zij recht op een deel van de inkomsten die de centrale bank kan genereren dankzij het verkregen emissierecht van bankbiljetten,
- bankbiljetten zijn voor de centrale bank werkmiddelen waarover zij geen rente betaalt en geen renterisico loopt, doch waarmee zij wel renderende beleggingen kan doen,
- de eventuele opbrengsten van die beleggingen uitsluitend als tegenpost van die bankbiljetten worden “de seigneuriage” genoemd,
- volgens de wetgever zijn er “overal ter wereld regels voor de verdeling van die seigneuriage tussen de centrale bank en haar respectievelijke soevereine Staat”,
- er is “een fundamenteel onderscheid” tussen die seigneuriage en de inkomsten die de centrale bank kan genereren door de inbrengen van kapitaal !
De Nationale Bank van België wil elke kritiek op de manier waarop de Regentenraad sedert 2009 de winstverdeling in praktijk uitvoert wegwuiven met het beweerde argument “dat het Grondwettelijk Hof (reeds in 2010 ! ) niet enkel de grondwettigheid van het wettelijk kader heeft bevestigd, maar het zich ook – impliciet doch zeker – heeft uitgesproken over de wijze waarop dit kader via een reserverings- en dividendbeleid wordt geconcretiseerd., en dus ook over het voorwerp van de procedure zoals ze momenteel wordt gevoerd voor de Ondernemingsrechtbank van Brussel.”
De procedure zal inderdaad voor deze Rechtbank worden gevoerd, en de werkelijk talrijke standpunten van de Ministerraad zullen inderdaad daar wel allemaal worden afgetoets aan de (sterk gewijzigde interpretatie en de) werkelijke invulling door de Regentenraad. Enkel deze dus:

Webpagina van de NBB / FAQ: “Waar komen de winsten van de Nationale Bank vandaan?“
” De winsten die aldus resulteren uit het aanhouden van rentende activa, als tegenpost voor niet-vergoede passiva in de vorm van bankbiljetten, worden bestempeld als winsten afkomstig van de seigneuriage, of kortweg seigneuriage.
Ze resulteren immers uit het vroegere recht van de leenheer, thans de Staat, “om geld te slaan”.De seigneuriage behoort toe aan de gemeenschap, want het muntloon is verbonden aan het emissiemonopolie.
In alle landen van de wereld bestaan er dus regels betreffende de verdeling van de seigneuriage tussen de Staat, die het recht heeft om geld te slaan, en de centrale bank die zorgt voor de emissie van het geld: een deel van de seigneuriage gaat naar de centrale bank om haar werkingskosten te dekken en de rest wordt toegekend aan de Staat, ongeacht of de Staat aandeelhouder is van de centrale bank. “

GwH 23 juni 2010 , nr. 74/2010 – B.23 (pagina 29-30):
In de veronderstelling dat (…), dient te worden opgemerkt dat de wetgever te dezen een oogmerk van algemeen belang nastreeft dat erin bestaat de “seigneuriage”- inkomsten van de Belgische Staat in verhouding tot het emissieprivilege van de NBB binnen het ESCB te waarborgen en dat (..)
GwH 23 juni 2010 , nr. 74/2010 – B.3.3.1. (pagina 16):
“Artikel 32 van de wet van 22 februari 1998 dat bepaalt hoe – in afwijking van het gemeen vennootschapsrecht – de jaarlijkse winsten worden verdeeld, beoogt de vorming van de reserves van de NBB evenals de zogenaamde “seigneuriage” te waarborgen,
dit is het aandeel van de Staat (dit is het saldo bedoeld in punt 4°) in de inkomsten die de NBB verwerft als centrale bank die het emissiemonopolie over de uitgifte van bankbiljetten heeft.
Dat emissieprivilegie wordt thans uitgeoefend binnen het ESCB, waarvan de NBB integrerend deel uitmaakt, waarbij het aandeel van elke nationale bank in de inkomsten van dat stelsel wordt bepaald in verhouding tot het bevolkingsaantal en het bruto nationaal product van elk van de betrokken Staten”.

En laat de wetgever (de Ministerraad van 2009) dan zelf de werkelijke “ratio legis” nog enkele keren bevestigen:
“ Sinds de oprichting in 1850 tot de intrede in het kapitaal in 1948 was de enige hoedanigheid waarin de Staat zich verhield tot de NBB deze van soevereine Staat, die als verstrekker van het emissieprivilege, het surplus van de seigneuriage dient te ontvangen.
Pas in 1948 treedt de Staat middels de geciteerde wet toe in het kapitaal van de Bank en ontvangt hij voortaan, in zijn nieuwe hoedanigheid van aandeelhouder, hetzelfde dividend als de andere aandeelhouders. Deze vaststelling volstaat al op zich om te besluiten dat er geen sprake kan zijn van een onlosmakelijk verband tussen de twee hoedanigheden. Sinds 1948 dient, integendeel, een onderscheid te worden gemaakt tussen de twee hoedanigheden. “
Conclusies Ministerraad 15/04/2010 – Memorie van wederantwoord – nr. 54 (pagina 17):
Conclusies Ministerraad 15/04/2010 – Memorie van wederantwoord – nr. 68 (pagina 20)
“ Het gegeven dat de vergoeding die de Staat ontvangt ter compensatie voor het verleende emissieprivilege eveneens toeneemt, en (aanzienlijk) groter is dan de vergoeding die de aandeelhouders van de NBB verkrijgen, doet geen afbreuk aan het evenredig karakter van de maatregel. Verzoekers verliezen te dezen uit het oog dat
de bestreden wet juist tot doel heeft om de initiële bedoeling van de wetgever, met name dat het surplus van de seigneuriage-inkomsten terugvloeit naar de Staat, te herstellen, en te vermijden dat een onevenredig groot deel van de seigneuriage toevalt aan de NBB.
Zoals de Ministerraad heeft aangetoond in zijn memorie, was zulks met toepassing van de 3%-regel niet meer verzekerd. “
Conclusies Ministerraad 15/04/2010 – Memorie van wederantwoord – nr. 65 (pagina 19)
“ Meer in het bijzonder doet de bestreden wet geen afbreuk aan het principe zelf van de verdeling van de inkomsten van de NBB tussen de soevereine Staat en de aandeelhouders van de NBB.
De bestreden wet past integendeel enkel de modaliteiten van de verdeling aan, teneinde rekening te houden met de evolutie van de inkomsten van de NBB, zodat voortaan het werkelijke surplus van de seigneuriage, afkomstig van het door de Belgische Staat verleende emissieprivilege, opnieuw terugvloeit naar de Staat, die de vertegenwoordiger is van de collectiviteit van de burgers (vgl. memorie Ministerraad, nrs. 36 tot 39). “

De “ratio legis” werd dus voor het Grondwettelijk Hof door de Ministerraad zelf toegelicht op een manier welke geen enkele andere interpretatie toelaat. Het Grondwettelijk Hof heeft deze “ratio legis” op basis van deze standpunten en toelichtingen afgetoetst en de grondwettelijkheid bevestigd.
De Regentenraad moet dus de financiële onafhankelijkheid van de centrale bank garanderen en via een passende reserveringspolitiek de belangen van de vennootschap vooropstellen. Middels haar dividendpolitiek moet een wettelijk bepaald minimumuitkering worden nagestreefd, het saldo van de jaarwinst moet de verdeling van de seigneuriage met de Soevereine Belgische Staat waarborgen.
Indien de omvang van de jaarwinsten de te vergoeden “seigneuriage” overtreffen zal de Regentenraad, gezien het fundamentele onderscheid tussen de vergoedingen, dit overschot bijkomend reserveren en/of uitkeren aan de aandeelhouders.
De Wetgever heeft in 2009 het Artikel 32 ingevoerd omdat een te belangrijk deel van de seigneuriage aan de Nationale Bank van België toekwam, die deze bedragen dan uitkeerde aan de (privé)aandeelhouders of ze toevoegde aan de reserves van de NBB.
Dit hield “een ontoelaatbare beroving van de Natie” in, en de wetgever heeft in het “algemeen belang” de modaliteiten van de verdeling aangepast om de collectiviteit van burgers opnieuw de correcte vergoeding voor het verleende emissierecht te waarborgen.
“De wetgever beoogt, met andere woorden, te vermijden dat een onevenredig groot deel van de seigneuriage (meer dan hetgeen de NBB nodig heeft om haar kosten, inclusief aanleggen van reserves en vergoeden van kapitaal, te dekken) toevalt aan de NBB (en haar aandeelhouders). Deze doelstelling kan uiteraard manifest niet worden bereikt door een hoger dividend uit te keren aan alle aandeelhouders.
Dit zou frontaal indruisen tegen dit doel en zou, zoals reeds werd aangetoond (supra, nr. 18), een ontoelaatbare “beroving” met zich meebrengen van de Natie ten voordele van private investeerders, van welke nationaliteit ook, die over de middelen beschikken om aandelen te kopen van de centrale bank. “
Conclusies Ministerraad 08/01/2010 – Memorie – nr. 46 (pagina 32)
“ De bestreden artikelen 2 en 3 van de wet van 3 april 2009, zoals hiervoor uiteengezet, doen niet op discriminerende wijze afbreuk aan de gewettigde verwachtingen van de gewone aandeelhouders van de NBB, die niet in redelijkheid aanspraak kunnen maken op de “seigneuriage”-inkomsten van de Belgische Staat “.
GwH 23 juni 2010 , nr. 74/2010 – B.11 (pagina 24)
“ De 3%-regel was dus niet meer conform aan de oorspronkelijke intentie van de wetgever om een juist onderscheid te maken tussen de inkomsten die aan de Staat moeten worden toebedeeld omdat zij voortvloeien uit de uitoefening van de monopolierechten die aan de NBB worden verleend, en de inkomsten die aan de aandeelhouders van de NBB dienen te worden toegekend als economisch rendement van hun belegging, en te verzekeren dat het surplus van de seigneuriage terugvloeit naar de Staat.
Een onevenredig groot deel van de seigneuriage, die – dankzij het verleende emissierecht – als het ware “gratuite” voortspruit uit de vraag naar bankbiljetten door de houders ervan die geen vergoeding ontvangen voor het aan de centrale bank verstrekte kosteloos passief, dreigde ten onrechte toe te vallen aan de Bank, ten nadele van de Staat in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de collectiviteit van de burgers. Om deze reden nam de wetgever de bestreden wet aan.
In de bestreden wet wordt de 3%-regel afgeschaft en wordt hij vervangen door een nieuwe financiële verdeelsleutel die de initiële en ongewijzigde intentie van de wetgever beter beoogt te vertalen, rekening houdend met de hoger beschreven gewijzigde economische omstandigheden. (…)“
Conclusies Ministerraad 08/01/2010 – Memorie – nr. 27 (pagina 21)

“ Zonder afbreuk te doen aan het fundamentele onderscheid tussen de seigneuriage (de relatie centrale bank – soevereine Staat) en de vergoeding van het kapitaal (relatie Nationale Bank -aandeelhouders, inclusief, sinds 1948, de Staat), kan dan ook worden bevestigd dat het adequate karakter van de voorgestelde regeling voldoende is gegarandeerd (…) “
De memorie van Toelichting – DOC 52 . 1793/01 (pagina 7)
De wetgever heeft in 2009 met het Artikel 32 van de Organieke Wet een nieuwe verdeelsleutel willen invoeren welke het een onafhankelijke Regentenraad moest mogelijk maken opnieuw “een correcte vergoeding voor het verleende emissierecht” te bepalen. De seigneuriage zoals de NBB deze sedert toetreding tot het ESCB verdient is een gekend gegeven, de Regentenraad zou deze inkomsten verdelen met de Soevereine Belgische Staat.

De Wetgever benoemt het toevallen van een deel van de seigneuriage aan privé aandeelhouders “een ontoelaatbare beroving van de natie ten voordele van private investeerders“, en het Grondwettelijk Hof bevestigde “de gewettigde verwachtingen van de privé aandeelhouders van de NBB in de winstverdeling, doch dat die in redelijkheid geen aanspraak kunnen maken op de seigneuriage van de Belgische Staat“.
Wanneer de wetgever zelf het onderscheid tussen de vergoeding “seigneuriage” (de relatie centrale bank – soevereine Staat) en de vergoeding van het kapitaal (de relatie centrale bank – haar aandeelhouders) als FUNDAMENTEEL benoemt, en vooropstelt GEEN AFBREUK aan deze onderscheiden vergoedingen te willen doen, dan zal een Grondwettelijk Hof zonder enige twijfel het raken van de Belgische Staat aan de vergoeding van het kapitaal eveneens als “een ontoelaatbare beroving van private investeerders ten voordele van de natie” beoordelen !?!
Geen enkel boekjaar sedert 2009 heeft de Regentenraad zich beperkt tot een verdeling van “de seigneuriage”, sedert boekjaar 2016 verdiende geen enkele NCB van het ESCB ook maar 1 euro seigneuriage !! Desondanks is de Regentenraad ongestoord miljarden euro’s jaarwinsten blijven overmaken aan de Belgische Staat. En werd dus zonder enige mogelijke betwisting WEL geraakt aan het fundamentele onderscheid tussen deze vergoedingen.
De privé aandeelhouders van de Nationale Bank van België zijn overtuigd dat de belangen van de vennootschap werden geschaad, en dat de Belgische Staat zich schuldig heeft gemaakt aan “EEN ONTOELAATBARE BEROVING VAN DE PRIVE AANDEELHOUDERS” !!
De Belgische Staat zal de opbrengsten van deze beroving, vermeerderd met de gederfde opbrengsten, opnieuw inbrengen in de vennootschap.


Artikel 9bis van de Organieke Wet van de Nationale Bank van België:
In het kader vastgesteld door artikel 105(2) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Unie en door de artikelen 30 en 31 van het Protocol betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, worden de officiële externe reserves van de Belgische Staat aangehouden en beheerd door de Bank. Deze tegoeden vormen een doelvermogen dat bestemd is voor de taken en verrichtingen die onder dit hoofdstuk vallen, evenals voor de andere opdrachten van algemeen belang die door de Staat aan de Bank zijn toevertrouwd. De Bank boekt deze tegoeden en de betreffende opbrengsten en kosten in haar rekeningen overeenkomstig de regels bedoeld in artikel 33.
De Belgische Wetgever, meerderheidsaandeelhouder van de Nationale Bank van België, heeft in 2002 met de inlassing van dit artikel, willen verhelpen aan de gevolgen van gerechtelijke procedures welke werden opgestart na de onteigeningen van gerealiseerde meerwaarden op de goudvoorraad van de Nationale Bank van België.
Niet enkel de goudvoorraad maar tegelijkertijd ook alle officiële externe reserve-activa van de Nationale Bank van België werden zo maar “activa van de Belgische Staat”.
De Nationale Bank van België maakt integrerend deel uit van het Europees Stelsel van Centrale Banken. Net zoals de bestaande goud- en deviezenvoorraad zal een mogelijke toekomstige verdere uitbouw van deze reserve-activa worden gefinancierd NIET met het vermogen van de Belgische Staat maar WEL met het vermogen van de centrale bank. En zullen deze bijkomende activa zich gewoon toevoegen aan de bestaande balansposten (opgelegd door de Richtsnoeren van de ECB). Desondanks zullen ook deze bijkomende reserve-activa “officiële externe reserves van de Belgische Staat” worden?
Daarnaast kan de ECB, in uitoefening van haar statutair recht, op eender welk moment bij haar NCB’s bijkomende reserve-activa opvragen. De Nationale Bank van België kan zich dan gewoonweg niet verzetten en zal bij die gelegenheden gewoon een deel van haar goudvoorraad moeten afstaan. De dan gerealiseerde meerwaarden zullen zich gewoon toevoegen aan de te bestemmen jaarwinsten, en kunnen gezien “het fundamenteel onderscheid met de seigneuriage” niet anders worden beschouwd dan toe te rekenen te zijn tot “de vergoeding van het kapitaal”. Gezien het ook met dit kapitaal is waarmee de activa werden verworven, en welke de erkende risico’s op verliezen zal compenseren. Deze gerealiseerde meerwaarden toch toewijzen aan een Soevereine Belgische Staat zal dan niet ander kunnen worden beschouwd dan een nieuwe ONTOELAATBARE BEROVING VAN DE PRIVE AANDEELHOUDERS.
En ook hier zal een Grondwettelijk Hof (of een andere hogere rechtbank) geen enkele andere beoordeling kunnen maken.

De Belgische Wetgever heeft ook hier belangrijke historische (beoordelings)fouten gemaakt, miljarden euro’s eigen vermogen van de Nationale Bank van België werden versluisd naar de Belgische Schatkist. Ook hier zonder enige rekening te houden met de statutair bepaalde vermogensrechten van de privé aandeelhouders.
In het Parlement wil men tot op vandaag nog steeds de ernst van de situatie niet inzien, en probeert men door elke minimale transparantie te weigeren een onmogelijk verhaal overeind te houden. Het werd recent bevestigd dat ook een centrale bank ooit verlies kan maken, ooit zal de NBB ook wijzigingen (moeten) aanbrengen in haar officiële externe reserve-activa! De feiten zullen dan de jarenlange leugen onvermijdelijk inhalen. De reeds enorme schade (en potentiële schadeclaims) zullen dagelijks gewoon verder oplopen.
De Belgische Soevereine Staat blijkt, als één van de enige lidstaten en “in het algemene belang”, haar recht op een vergoeding voor het verleende emissierecht te willen uitoefenen. De “seigneuriage” zijn de winsten die een centrale kan realiseren via het investeren van haar bankbiljettenomloop (eigen schulden van de vennootschap). NIETS meer dan dat. De Staat kan aanspraak maken op het surplus van deze seigneuriage, op NIETS meer dan dat.
Alle andere activiteiten en opdrachten die de centrale bank vervult worden uitgevoerd met het kapitaal welke de aandeelhouders ter beschikking hebben gesteld/gelaten. Het is precies om die reden dat de president van De Nederlandsche Bank afspraken maakt met de aandeelhouder over de manier waarop er over een deel van de jaarwinsten (en ander vermogen) kan worden beschikt, en dat het de aandeelhouder is die wordt geïnformeerd wanneer er zich (zware) verliezen aankondigen.
Alle financiële resultaten van alle andere opdrachten, ook “het aanhouden en beheren” van de activa welke door het IMF worden erkend als “de officiële externe reserve-activa van België”, zijn toe te rekenen tot die “relatie centrale bank – de aandeelhouders van de centrale bank”. Opnieuw, net zoals dit bij De Nederlandsche Bank en elke andere NCB ook het geval is.
Het onderscheid tussen die beide relaties werd door zowel de Belgische Wetgever als door het Grondwettelijk Hof als FUNDAMENTEEL erkend !!
