Het doelvermogen: de aanleiding

“ Naast adviezen, gesteund op uitvoerige analyses en berekeningen, verstrekte Gouverneur Verplaetse ook zeer concrete hulp aan de regering om de hierboven beschreven financiële doelstellingen te bereiken.

Bron: De beheerders van ons geld – Gouverneur Verplaetse (pagina 266):

” Met het oog op de 3%-norm verkocht de Nationale Bank in 1992 opnieuw een gedeelte van haar goudreserves en belegde de opbrengst in deviezen die rente opleverde voor de Staat. (..) Overeenkomstig een wet van 23 december 1988 werd de op het goud verwezenlijkte meerwaarde geblokkeerd op een onbeschikbare reserverekening. (..)
Ook in de daaropvolgende jaren vonden nog goudverkopen plaats; ze leverden een totale meerwaarde op van 236 miljard frank in vergelijking met de vroegere boekwaarde.

De volgende stap bestond erin die meerwaarde te gebruiken voor de terugbetaling van schuld in deviezen, waardoor enige vooruitgang kon worden geboekt op de weg naar de reeds vermelde 60%-norm. De wettelijke grondslag hiertoe werd gelegd door een koninklijk besluit van 18 oktober 1996. “

Speciale aandacht toch, om geen enkele twijfel te laten:

Er stelde zich een belangrijk (schuld)probleem in het vermogen van de Belgische Staat,
dit probleem werd opgelost met … het vermogen van de Nationale Bank van België nv.

De “verantwoording” vanwege Gouverneur Verplaetse:

“ Een politicus ben ik nooit geweest, maar als econoom stond ik wel altijd in dienst van het land. Mijn grote geluk was dat de politici met wie ik samenwerkte zo goed als allemaal juristen waren die niet veel van economie afwisten. Daardoor had ik hun oor en vertrouwden ze op mij.
Ongelooflijk wat ik allemaal heb kunnen doen. De devaluatie bijvoorbeeld (..). Ik heb ook een groot deel van het goud van de Nationale Bank verkocht. Koning Boudewijn was daar een groot voorstander van. Elke keer als ik bij hem op audiëntie ging, vroeg hij wanneer ik het zou beginnen verkopen. Dat goud lag daar maar en bracht amper iets op, terwijl wij een zware staatsschuld in deviezen moesten afbetalen. Toen ik Gouverneur van de Nationale Bank werd hadden we nog 3.000 ton goud en bij mijn afscheid maar een kleine 300 ton meer. Met de opbrengst ervan hebben we de deviezenschuld afbetaald. Dat moet je maar durven.

Bron: Trends van 21 februari 2019 – Interview met Fons Verplaetse

De econoom gaat er dus prat op dat hij politiekers, die hem volledig vertrouwden doch niets van economie begrepen, heeft kunnen sturen naar het doel welke hij zelf (of eigenlijk toch de Koning?) wilde bereiken.

Die politiekers begrepen dan inderdaad ook niet zo goed dat het de deviezenschuld van de Belgische Staat (de rechtspersoon) was die werd terugbetaald met de opbrengsten en meerwaarden van goudverkopen, onderdeel van het afgescheiden vermogen van de Nationale Bank (een andere rechtspersoon).
Je moet het inderdaad maar durven.

“ Gouverneur Verplaetse heeft zijn actieterrein altijd veel ruimer opgevat. In feite is hij blijven optreden als de economische kabinetschef van de eerste minister. “
Bron: De beheerders van ons geld – Gouverneur Verplaetse (pagina 267)

Een werkelijk onafhankelijk centraal bankier dus, die al het mogelijke doet om het eigen vermogen van de centrale bank uit handen te houden van het Parlement of de Regering (sic). Het verwondert dus niet dat diezelfde Gouverneur Verplaetse, wanneer hij (januari 1997) voor de Commissie Financiën verschijnt (aanpassing van de Organieke Wet van december 1998, aanpassing aan het Verdrag van Maastricht) het volgende verklaart:

“ Wat de aandelen van de NBB betreft herhaalt de Gouverneur zijn stelling dat de goud- en deviezenreserves geen eigendom zijn van de aandeelhouders van de NBB maar wel van de Belgische en de Luxemburgse economie. “ (..) , en ook
“ De tegoeden op het buitenland van de NBB behoren volgens de Gouverneur toe aan de Belgische en Luxemburgse economieën die deze hebben verdiend. Deze tegoeden horen dus niet toe aan de aandeelhouders van de NBB.
Bron: Belgische Senaat 27 januari 1997 (1-707/3) pagina’s 6 en 11

Het is dus op de persoonlijke mening van een gouverneur, die is blijven werken als economisch kabinetschef van de eerste minister en die ertoe werd aangezet door Van Ypersele (zogenaamd door de Koning dus) om het goud van de NBB te verkopen, dat men vanaf dat moment verder wetgevend werk is blijven uitbouwen om uiteindelijk bij het begrip “een doelvermogen / fiduciaire eigendom” uit te komen.

Dit is enkel mogelijk wanneer politiekers geen economen zijn, het niet zo goed begrepen wordt waar het allemaal over gaat. En hun vertrouwen stellen niet in een centraal bankier, doch wel in een economische kabinetchef met foute vrienden en foute bedoelingen.

Een duidelijk misplaatst vertrouwen in een Gouverneur die grove fouten heeft gemaakt, en er nog trots op is ook.

De goud-en deviezenreserves zijn inderdaad geen eigendom van de aandeelhouders, maar ze zijn ook niet de eigendom van de Belgische Staat.
Zij zijn de uitsluitende eigendom van de Nationale Bank van België nv!


Gewoonweg omdat al deze activa werden aangekocht met het vermogen van de vennootschap.

Er ontstaat een probleem als gevolg van het (moedwillig) niet respecteren van (het Artikel 4 van) de eigen Statuten: miljarden euro’s meerwaarden gerealiseerd op de goudvoorraad, één van de componenten van de officiële externe reserve-activa van de Nationale Bank van België, worden uitgekeerd uitsluitend aan de meerderheidsaandeelhouder (al ontvangt hij deze dan als “soevereine Staat”).
De particuliere minderheidsaandeelhouders verenigen zich en starten juridische procedures om hun statutair verankerde uiteindelijke eigendosmrechten over het vermogen van de vennootschap te laten respecteren.

De goudvoorraad moest van de Belgische Staat worden, moest een doelvermogen worden.

Met enkele pennetrekken werd voorbijgegaan aan onze monetaire geschiedenis, aan het feit dat de goudvoorraad werd aangelegd met eigen vermogen van de vennootschap en in respect van wettelijke bepalingen als de dekkingscoëfficiënt. Werd voorbijgegaan aan alle andere feiten zoals deze uitgebreid elders worden beschreven o.a. op deze webpagina.

Maar, in de haast om de situatie te redden (?), werd vooral voorbijgegaan aan het feit dat de goudvoorraad (waar het probleem was ontstaan) NIET de enige component is van “de officiële externe reserve-activa” van de Nationale Bank van België. Immers: de Wetgever bepaalt in het Artikel 9bis dat ALLE officiële externe reserve-activa van de Belgische Staat zijn, en in hun totaliteit een doelvermogen vormen!

De tekst kan niet anders worden gelezen noch geïnterpreteerd, en het hier uitdrukkelijk ingenomen standpunt van de Wetgever moet duidelijk zijn:

  • Het geheel van de activa van de NBB, welke als officiële externe reserves worden omschreven, zijn de werkelijke eigendom van de Belgische Staat.
  • De NBB kan deze activa enkel “aanhouden en beheren” om voor rekening van het algemeen belang bepaalde doelen te dienen.

Het was de enige manier (?) om te kunnen stellen dat de aandeelhouders van de NBB geen uiteindelijke eigendomsrechten kunnen laten gelden! Tot op vandaag stelt de NBB dat noch zij zelf noch haar aandeelhouders de economisch rechthebbenden kunnen zijn, doch: deze stelling gebruikt zij uitsluitend aangaande de meerwaarden op haar goudvoorraad!

Om te verhelpen aan een onverwacht opgedoken probleem rond de (uiteindelijke) eigendomsrechten uitsluitend over de goudvoorraad van de Nationale Bank van België, werden met een simpele ingreep vanwege de Wetgever de eigendomsrechten over alle officiële externe reserve-activa gewijzigd.

De gevolgen van deze paniekreactie zijn belangrijk.